Blijvend in onze contreien stap ik onverdroten verder.
De gezapige tred van iemand die tijd heeft, ik kom er.
Geen haast en geen angst voor die weg daar naar toe.
De weg daalt en stijgt lichtjes , ik ben totaal niet moe.
De zon begint aan die daling, het wordt stilaan koel.
Nu geen tijd meer verbeuzelen, recht af op het doel.
Bij aankomst even later zie ik het, de poort is gesloten.
Ik wacht tot morgen, leuk is het slapen met de sterren.
Zeker ben ik de eerste die zal binnen mogen in ´t café